Oh, was ik maar in Lutjebroek gebleven
Toen ik bedacht alles achter me te laten en met mijn backpack op reis te gaan, had ik een bepaald beeld voor ogen. Ik had visioenen van wuivende palmbomen, afgelegen strandjes, uitgestrekte rijstvelden en mijn gespierde, gebruinde benen met gevlochten enkelbandjes in afgetrapte bergschoenen. In de hostels waar ik zou verblijven zouden vriendschappen voor het leven gesmeed worden, terwijl er goedkoop bier uit blikjes gedronken werd. Als het geld op zou raken, zou ik met mijn gitaar op straat gaan staan en mensen zouden in de rij staan om exotisch geld in mijn cowboy hoed te gooien.
Deze week leek de realiteit totaal niet op wat ik me van te voren had voorgesteld. In het echte leven werden we iedere ochtend om zes uur bruut gewekt door bouwvakkers die het hostel aan het renoveren zijn, hadden diezelfde bouwvakkers een klein slordigheidsfoutje gemaakt waardoor een tropische regenbui zonder al te veel moeite dwars door het dak kwam en onze kamer, bed en backpack liet overstromen. Onze nieuwe kamergenoten bestaan uit twee heren van middelbare leeftijd met kunstheup en slaapapneu, dus er wordt gesnurkt met een volume waar mijn vader nog een puntje aan zou kunnen zuigen. In het echte leven speel ik geen gitaar, en de baantjes die we geregeld hadden kregen we uiteindelijk toch niet. Toen we na honderd keer bellen eindelijk iemand aan de lijn kregen werden we vriendelijk bedankt voor onze proefdag, maar hadden ze tóch iemand gevonden met meer ervaring. Bovendien verveelden we ons dood.
Bij het thuisfront liet ik voorzichtig doorschemeren dat ik best een beetje heimwee had. “Wat? Ik zou zo met je willen ruilen,” was het veel gehoorde antwoord, evenals: “Hier gebeurt echt niks, jij maakt tenminste allemaal vette dingen mee.” Ik fronste, tot ik bedacht dat ik daar rimpels van kreeg. Het vetste wat we die week hadden gedaan was naar de supermarkt gaan en brieven schrijven naar louche snackbarretjes of ze niet toevallig een afwasser nodig hebben.
Donderdag was ik jarig. We aten diepvries cheesecake met kaarsjes in de vorm van een 28 die Arjen per ongeluk door midden had gebroken. ’S Avonds deden we onze haren in de krul, poetsten we onze slippers op en gingen we decadent uit eten bij wat vanaf nu mijn favoriete Vietnamese restaurant is. We evalueerden onze reis. Beiden hadden we het vinden van een baan onderschat en het slapen in hostels geromantiseerd. We moesten maar eens na gaan denken over een plan B.
Als cadeau kreeg ik een leren Jillaroo hoed, waar menig cowboy jaloers op kan zijn.
Nu alleen die gitaar nog.
[…] was nog maar zes weken zwanger, had spaargeld en had tot nu toe altijd vrij snel werk gevonden (op die keer in Australië na […]