Hoe alles mis ging op onze eerste dag in Australië
Met onze benen omhoog lagen we op de luchthaven van Denpasar. De zak kleding die we die middag bij de laundry service op hadden gehaald fungeerde als kussen. Het rook naar goedkoop wasmiddel; een mix van chemisch rood fruit en oma’s. De tijden van dineren voor een euro waren officieel voorbij, achter de douane waren onze Rupia’s niets meer waard. Ook hadden we de avond ervoor ritueel onze laatste sigaret opgerookt, we waren het erover eens dat het de 27 dollar (want dat kost een pakje in Australië) niet waard is. Van koningen in Indonesië naar sloebers in Australië.
De laatste dagen Indonesië waren voorbij gevlogen. We verbleven in Uluwatu, een klein dorpje in het Zuiden van Bali. We bezochten een tempel, legden kilometers af op onze scooter en sliepen veel. We waren een beetje Indonesië moe. Niet alleen moe van het gebrek aan hygiène en de drukkende, vochtige warmte die nooit ophoudt, maar ook moe van het niets doen. Ik had niet verwacht dat ik dit ooit zou zeggen, maar ik heb zin om weer te werken.
Om half zeven ‘s ochtends landden we in Adelaide. We namen de bus naar het centrum, naar één van de hostels die we van te voren hadden opgezocht. We konden er pas om twee uur ’s middags in, vertelde de man die toevallig net naar buiten kwam. We konden onze backpacks achterlaten en ‘s middags terugkomen als het meisje van de receptie er was.
De uren daarop kropen voorbij. We waren al meer dan 24 uur wakker en doodmoe. We slenterden door de stad, dronken koffie en aten ijs. We rustten wat in een parkje tot we opgegeten werden door de mieren en besloten alvast een bankrekening te openen. Omdat er niemand bij de receptie zat konden we ook niet meer bij onze bagage, dus een ander hostel zoeken was ook geen optie.
Eindelijk was het twee uur. Direct bij binnenkomst vonden we de sfeer van het hostel niet fijn. Er stond een smoezelig stel van middelbare leeftijd en een naar oud zweet -en drank riekende man. Arjen en ik keken elkaar ietwat ongerust aan. We zouden in een dorm slapen, ik zou het niet heel comfortabel vinden om met deze mensen een kamer te delen. Het meisje achter de balie sprak slecht Engels en was onaardig. We mochten de kamer niet van te voren zien, ook niet toen ik zei dat we waarschijnlijk zeven nachten wilden blijven en we niet zomaar 280 dollar wilden aftikken. “It’s just a basic room, beds, lockers, you don’t need to see it,” beweerde ze. Ik was te moe om een discussie over bedbugs en spermavlekken aan te gaan.
We hesen de tassen weer op onze schouders en besloten naar een ander hostel te gaan. De meeste accomodaties waren ver boven ons budget, dus we besloten het centrum uit te gaan. De zon brandde fel, de tas sneed in mijn schouders, ik had inmiddels het gevoel dat ik staand in slaap zou kunnen vallen. Toen we na rit van een half uur uit de trein stapten, kwam ik erachter dat het vestje dat ik ’s ochtends om had geknoopt niet meer om mijn heupen hing. De knoop was waarschijnlijk losgeraakt en ik had het niet gemerkt door alle tassen die om me heen hingen. Ik baalde, het was mijn favoriete vest én het enige vest wat ik bij me heb. Zucht, dat kon er ook nog wel bij. Koortsachtig probeerde ik te bedenken of ik iets in mijn zakken had. Geld, pinpas, paspoort, gelukkig had ik alles nog. Opgelucht wilden we doorlopen tot ik ineens besefte dat ik wel iets miste: mijn telefoon.
Comments (0)