Hoe we de Gunung Batur beklommen

Het duurde lang voordat we doorhadden dat het aanhoudende geluid onze wekker was. Met veel pijn en moeite sleepten we onszelf uit het bed waar we drie uur daarvoor in waren gestapt. Het was half twee ’s nachts, we hadden een excursie geboekt waarbij we de Gunung Batur zouden beklimmen. Bij dezelfde agency hadden we die dag ervoor een kookcursus geboekt. Ze waren ons vergeten, kwamen we na twee uur wachten op de stoep achter, dus nu weten we nog steeds niet hoe je rendang maakt. “Ik hoop dat ze ons weer vergeten,” zei Arjen.

Gunung Batur is een 1717 meter hoge actieve vulkaan bij het Baturmeer, die sinds 1824 al meer dan twintig keer is uitgebarsten en waar, sinds zijn laatste uitbarsting in 2000, nog steeds stoom uit komt. Vulkanen worden door de Balinezen als heilig beschouwd, daar het de woonplaats van de goden is. Dit geloof werd bevestigd toen in 1917 de Gunung Batur uitbarstte en alles verwoestte, behalve de dorpstempel.

Ze waren ons niet vergeten. We werden naar de voet van de vulkaan gereden, waar we aan de plastic ontbijttafel schoven bij Denice en Alec. Met kleine oogjes nuttigden we gevieren onze waterige koffie en het stukje gefrituurde banaan wat dienst deed als ontbijt.

Met zaklamp in de hand begonnen we aan de tocht. Het begin was gemakkelijk, maar hoe verder we kwamen, hoe steiler het werd. Na een uur begon het echte klimwerk, de truien verdwenen in de tassen en we klaagden dat we zoveel zweet hadden. Onze gids vertelde ons deze klim zes dagen per week te doen, helaas gaf hij niet thuis toen Denice vroeg of we zijn benen mochten zien.
Rond half zes bereikten we puffend en steunend de top van de vulkaan, waar het ijskoud was. Op een matje warmden we ons op aan grote mokken koffie en aten we oud brood met ei, die je op kon warmen boven het stoom van de vulkaan. De zon die langzaam opkwam zorgde voor een prachtig uitzicht over Batur en de vulkaan Gunung Agung. Het was super romantisch, als je de honderd andere toeristen tenminste wegdacht.

De weg naar beneden was een stuk zwaarder. Alec en Arjen sloofden zich uit en renden ongeveer naar beneden, terwijl Denice en ik stap voor stap naar beneden klauterden, ons regelmatig vastgrijpend aan onze arme gids, gillend als we weer eens uitgleden of een aapje te dichtbij kwam (Rabiës! Rabiës!).
Met verzuurde benen stapten we weer in de auto, die ons onverwacht nog afzette bij een koffieplantage waar we met een half oor luisterden hoe koffiebonen werden gemaakt, terwijl we dankbaar nog meer koffie dronken.

Uitgeput kwamen we weer terug bij het guesthouse, waar ik meteen in een diepe slaap viel en Arjen plafonddienst had door de hoeveelheid cafeïne.

Comments (0)
Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *