Hoe we besloten naar huis te gaan

Ineens waren we er klaar mee. Of ineens; de lol was er al een tijdje vanaf. De oneindige busritten, het leven uit een tas, de ontelbare muggenbulten, het niet hebben van een eigen plek, de rugpijn van de goedkope matrassen, de zweetplekken die direct na het douchen weer in onze shirtjes verschenen… De lijst irritaties werd steeds langer en de keren dat we ergens nog écht van genoten korter.

Na weer een lange, benauwde busreis naar de hoofdstad Vientiane, drie kwartier rondsjouwen met onze backpacks in 40 graden en een luchtvochtigheid van 97%, kwamen we er achter dat de Vietnamese Ambassade waar we ons visum zouden regelen die dag dicht was. We gooiden onze backpacks op de grond en gingen op de stoeprand zitten. “Laten we naar huis gaan.” Zei ik. Een uur later hadden we tickets geboekt naar Amsterdam voor de dag erop. En zo beëindigden we onze reis net zo impulsief als we hem waren begonnen.

Zei ik voordat ik wegging nog heel stoer dat ik waarschijnlijk een jaar of twee weg zou blijven, of misschien zelfs wel nooit meer terug zou komen, is het uiteindelijk een half jaar geworden.
We waren niet zulke goeie reizigers. Allereerst omdat we allebei de spanningsboog van een visstick hebben. Na een uurtje op het strand liggen verveelden we ons, tempels hadden we binnen twee minuten ‘wel gezien’, in restaurants hadden we in drie happen ons eten naar binnen geschoven en musea vinden we saai (kan ik dat zeggen?). Als je een paar weken op vakantie bent na een jaar hard werken is dat niets doen heerlijk, op het moment dat het ons normale leven werd verveelden we ons dood.

Ook bleken we niet de sociale vlinders die we dachten dat we waren. Er bestaan mensen die met iedereen geanimeerde gesprekken kunnen hebben en dat nog leuk vinden ook (ja echt). Helaas ben ik niet een van hen. Na een maand was ik de oppervlakkige Waarkomjevandaan-waarbenjegeweest-waargajenaartoe gesprekjes helemaal zat. Ik miste de met wijn overgoten avondjes met mijn vriendinnen waarbij we het ene na het andere sterke verhaal over elkaar heen schreeuwen en iedereen tenminste wél moet lachen om mijn grappen.

Waar ik het afgelopen half jaar het meest van heb genoten, is Arjen. We kenden elkaar nog maar drie maanden toen we besloten samen op reis te gaan, inmiddels kennen we elkaar beter dan de meeste stellen na drie jaar. Durfde ik in Amsterdam in zijn bijzijn niet naar de wc te gaan (mooie meisjes poepen niet), na twee keer diarree op een Indonesisch hurk toilet met alleen een bamboe muurtje tussen ons hielden we elkaar vol trots op de hoogte van onze ontlasting (“Yesssss, ik had goeie poep!” “Yessss!” En dan high fiveden we elkaar). We hebben geklaagd, gevloekt en gescholden, maar nooit op elkaar. Ik heb zijn spetters kots van de wc-bril geveegd. Hij tilde iedere dag, zonder uitzondering, mijn backpack op mijn rug zodat ik niet hoefde te bukken. We hebben uren gerummicubd, kinderen-voor-kinderen liedjes gezongen en weddenschappen om geld gehouden (Arie, ik maak de 65 euro binnenkort naar je over). Maar bovenal hebben we heel veel gelachen. Mister en Misses Harry. We waren een perfect team.

Uiteraard zou ik Ellen niet zijn als ik niet alweer een nieuw project had om me in te storten; in september begin ik met de opleiding kinderboeken schrijven aan de schrijvers academie in Amsterdam.

Comments (2)
  • Uitgaan voor zwangeren – The Girl With the Pineapple Tattoo

    […] later kwam mijn kersverse lover Arjen mij achterna gereisd. Weer een half jaar later kwamen we met hangende pootjes weer terug, nadat we ontdekt hadden dat het klokje nergens zo tikt als in Amsterdam. 2016 was ook het jaar […]

  • Het geboortekaartje van Maud – The Girl With the Pineapple Tattoo

    […] Sanne en ik elkaar weer voor het eerst zagen nadat Arjen en ik terug waren gekomen van onze reis, vertelde ze me het grote nieuws; “Ik ben zwanger.” We zetten de fles Pouilly Fumé die ik […]

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *